Kwaliteit van onderzoek(srapport)
Categorie: (Rand)Voorwaarden
Voor de doorwerking van onderzoek is het van belang dat het onderzoek(srapport) gedegen gedegen in elkaar steekt. Deze technische kwaliteit van onderzoek bestaat onder andere uit de volgende elementen:
- goed onderwerp (de actualiteit en politieke relevantie van het onderwerp).
- juiste methoden en technieken (passend bij het type onderwerp, onderzoeksprobleem en de onderzoeksvragen).
- betrouwbaarheid, geldigheid en controleerbaarheid (onweerlegbare bevindingen).
- evenwichtige beoordeling.
- toegesneden op de situatie (lokaal maatwerk).
- bruikbare, specifieke, beleidsinhoudelijke, concrete en doelgerichte aanbevelingen
- goed leesbaar.
- goed vormgegeven.
Belangrijke aandachtspunten voor het bereiken van een goede technische kwaliteit zijn:
- De mate waarin het normenkader overeenkomt met de visie van raad / provinciale staten en college / gedeputeerde staten.
- De mate waarin raad / provinciale staten en college / gedeputeerde staten zich kunnen vinden in het onderzoeksonderwerp.
- De mate waarin de aanbevelingen aansluiten bij (lopende) ontwikkelingen binnen de gemeente.
- De mate waarin aanbevelingen in verhouding tot staan het huidige beleid . Dat kan een dilemma vormen voor de rekenkamer(commissie). De doorwerking van een aanbeveling is groter, naarmate het beter aansluit op of maar beperkt afwijkt van het huidige beleid. De kracht van rekenkamer(commissie) is echter ook, dat ze discussie kan uitlokken over de uitgangspunten van beleid.
- Voorkómen dat je als rekenkamer in een machtstrijd komt met college / gedeputeerde staten, door bijvoorbeeld niet te veel op de stoel van de ambtelijke adviseurs te gaan zitten.
- Een directe aanleiding voor het onderzoek, die ook politiek en maatschappelijk speelt. Dat ‘gevoel van urgentie’ is idealiter ook nog aanwezig als het rapport uitkomt.
- Een heldere opdrachtformulering en scherpe onderzoeksbegeleiding (bij uitbesteding van het rekenkameronderzoek).
- Concrete, korte en bondige aanbevelingen die aansluiten bij de ‘belevingswereld’ van de raadsleden. Wat kunnen zij ermee? Hoe kunnen zij er beter mee sturen, controleren, kaderstellen, etc.?