In april deed de NVVR een onderzoekje naar de gevolgen van de coronacrisis op het rekenkamerwerk. Bijna tweederde ervoer toen geen problemen. Hoe gaat het nu? Hebben we onze draai gevonden? Vier collega’s komen aan het woord. “Ons werk moet doorgaan.”
Dagelijks werk
Veel werk kan prima op afstand, zo blijkt. Geert-Jan Put, voorzitter van de rekenkamer Ermelo-Harderwijk: “Vergaderen kan heel goed digitaal en de sollicitatiegesprekken voor een nieuw lid gaan op deze manier ook door.” Het rekenkamerwerk is in dat opzicht niet veel anders dan gemiddeld kantoorwerk, zegt Ans Hoenderdos, directeur van de Randstedelijke Rekenkamer. “En dus goed vanuit huis te doen. Laatst heb ik via een videogesprek een nieuwe gedeputeerde bijgepraat over een onderzoek dat gevoelig ligt. Dat ging heel goed, en was eigenlijk prettig informeel.”
Rekenkamers merken wel dat prioriteiten tijdelijk anders liggen. Gerth Molenaar, voorzitter rekenkamercommissie Stichtse Vecht: “De gemeente heeft het druk met de gevolgen van de coronacrisis. Mensen bij Werk en Inkomen en Financiën, maar inmiddels ook bij andere afdelingen, hebben veel extra werk. Dat wringt soms. Een onderzoek naar de invoering van de Omgevingswet hebben we ook om die reden een aantal maanden uitgesteld.”
Onderzoek wordt soms anders ingericht, vertelt Jan de Ridder, directeur van de Rekenkamer Metropool Amsterdam. “Zoals een onderzoek in Amsterdam naar fietsvriendelijke kruispunten. Daarvoor zouden tientallen vrijwilligers op onderzoek uitgaan, maar dat hebben we gecanceld. Binnenkort start een onderzoek naar groen in de stad, waarvoor we mensen op straat willen aanspreken. Hopelijk kan het dan weer.”
De Ridder voelt er niet voor om onderzoek uit te stellen. “Wij verwachten veel van ambtenaren, dan mogen ze dat ook van ons verwachten. We doen wat we kunnen. Dat betekent trouwens ook dat je van ambtenaren niet zonder meer het corona-excuus hoeft te accepteren. Ik heb hierover afspraken gemaakt met de gemeentesecretaris: wij hebben begrip voor andere prioriteiten, maar ons werk moet ook door kunnen gaan.”
Contact met de raad en zichtbaarheid
Lastiger dan het onderling contact en onderzoekswerk is het contact met de raad. Veel raadsvergaderingen zijn nog digitaal. Gerth Molenaar: “Als wij een onderzoek in een digitale vergadering presenteren, maakt dat voor de besluitvorming niks uit. Maar het debat loopt wel anders, zonder flitsende interactie. En onze zichtbaarheid is daardoor ook minder. Normaal wordt er nog nagepraat, tref je elkaar bij de koffie.”
Molenaar mist bovendien de publieke tribune. “Wij hebben een rapport opgeleverd over gebiedsgericht werken. Daar waren ook bewonersorganisaties bij betrokken. Ik vind het jammer dat zij de discussie over het rapport niet in de raadszaal hebben kunnen volgen. Maar voor dit alles geldt: we moeten roeien met de riemen die we hebben. We doen wat we kunnen.”
Ook Geert-Jan Put vindt het presenteren van onderzoeksresultaten nu lastiger. “Binnenkort komt ons onderzoek naar Jeugdzorg uit. Ik zou het jammer vinden als dat digitaal moet. Je kan niet door een raadszaal lopen en krijgt toch minder gevoel bij de reacties. Maar het onderzoek laten liggen tot betere tijden zie ik ook niet zitten. Ik denk dat het een kwestie is van goed voorbereiden en zorgen dat je bereikbaar bent voor vragen.”
Jan de Ridder ziet ook dat het meer moeite kost om zichtbaar te zijn als rekenkamer. “Ik heb over een onderzoek laatst een videoboodschap ingesproken en gemaild naar raadsleden. Je moet wat meer moeite doen. We hebben op onze website uiteen gezet hoe we nu te werk gaan. Zo maken we onderzoek direct online toegankelijk en wachten niet op een raadsvergadering. Dat houdt de vaart erin. Het wordt wel degelijk opgepikt, zoals een onderzoek naar fietsendiefstal dat laatst de krant haalde. Media zijn inmiddels ook op zoek naar ander nieuws.”
Ans Hoenderdos zegt geen moeite te hebben met de digitale contacten met de statenleden. “De Statenvergaderingen volg ik online en dat vind ik prima. De waarde van de wandelgangen moet je volgens mij niet overschatten. Het gaat erom een goed netwerk te hebben. Met die mensen kun je ook mailen of bellen.”
De Ridder beaamt dat je kunt bellen met raadsleden. Maar hij vindt dat je daarbij wel moet opletten dat je niet selectief informeert. “Als je in zo’n gesprek vragen beantwoordt, mail deze informatie dan nog even naar alle raadsleden, zodat iedereen hetzelfde weet.”
Coronacrisis als onderwerp
Tot slot, zou de coronacrisis en de manier waarop de gemeente ermee omgaat zelf een onderwerp voor onderzoek kunnen zijn? Gerth Molenaar vindt dat eerst de politiek aan zet is. “Voorlopig stellen wij ons afwachtend op, maar het is zeker relevant en we volgen de ontwikkelingen op de voet.” De Ridder heeft alvast een brainstorm gehouden om suggesties te verzamelen. “Daar kwamen twee mogelijke onderwerpen uit. ‘Worden mensen met een hulpvraag nog gehoord’ en ‘moeten we ons zorgen maken over de financiële positie van de gemeentes’.”