Voor de doorwerking van onderzoek is het van belang dat het onderzoek(srapport) gedegen gedegen in elkaar steekt. Deze technische kwaliteit van onderzoek bestaat onder andere uit de volgende elementen:
goed onderwerp (de actualiteit en politieke relevantie van het onderwerp).
juiste methoden en technieken (passend bij het type onderwerp, onderzoeksprobleem en de onderzoeksvragen).
betrouwbaarheid, geldigheid en controleerbaarheid (onweerlegbare bevindingen).
evenwichtige beoordeling.
toegesneden op de situatie (lokaal maatwerk).
bruikbare, specifieke, beleidsinhoudelijke, concrete en doelgerichte aanbevelingen
goed leesbaar.
goed vormgegeven.
Belangrijke aandachtspunten voor het bereiken van een goede technische kwaliteit zijn:
De mate waarin het normenkader overeenkomt met de visie van raad / provinciale staten en college / gedeputeerde staten.
De mate waarin raad / provinciale staten en college / gedeputeerde staten zich kunnen vinden in het onderzoeksonderwerp.
De mate waarin de aanbevelingen aansluiten bij (lopende) ontwikkelingen binnen de gemeente.
De mate waarin aanbevelingen in verhouding tot staan het huidige beleid . Dat kan een dilemma vormen voor de rekenkamer(commissie). De doorwerking van een aanbeveling is groter, naarmate het beter aansluit op of maar beperkt afwijkt van het huidige beleid. De kracht van rekenkamer(commissie) is echter ook, dat ze discussie kan uitlokken over de uitgangspunten van beleid.
Voorkómen dat je als rekenkamer in een machtstrijd komt met college / gedeputeerde staten, door bijvoorbeeld niet te veel op de stoel van de ambtelijke adviseurs te gaan zitten.
Een directe aanleiding voor het onderzoek, die ook politiek en maatschappelijk speelt. Dat ‘gevoel van urgentie’ is idealiter ook nog aanwezig als het rapport uitkomt.
Een heldere opdrachtformulering en scherpe onderzoeksbegeleiding (bij uitbesteding van het rekenkameronderzoek).
Concrete, korte en bondige aanbevelingen die aansluiten bij de ‘belevingswereld’ van de raadsleden. Wat kunnen zij ermee? Hoe kunnen zij er beter mee sturen, controleren, kaderstellen, etc.?
Het is voor de interne effectiviteit van de rekenkamer belangrijk, dat zij elk onderzoek kort na de publicatie evalueert op inhoud en proces. Doel van zo’n evaluatie is het achterhalen van verbeterpunten en succesvolle werkwijzen. Voor deze evaluatie kan de rekenkamer(commissie) gebruik maken van een standaard checklist met vragen en aandachtspunten. Wanneer het onderzoek door de rekenkamer(commissie) zelf is uitgevoerd, is sprake van een zelfevaluatie van het onderzoeksteam en de directeur of voorzitter. Bij uitbesteding van het onderzoek aan een externe onderzoeker is een evaluatie met / van het bureau op zijn plaats. De uitkomsten van (zelf)evaluatie worden idealiter vastgelegd in een evaluatienotitie.
Evaluatie op doorwerking
Voor de externe effectiviteit van de rekenkamer(functie) is van belang de doorwerking van rekenkamerrapporten te evalueren. Op die manier kan de rekenkamer(commissie) volgen wat er met de rapporten wordt gedaan. Maar ook hoe en in welke mate gevolg wordt gegeven aan aanbevelingen en eventuele toezeggingen. Deels valt dit samen met de mogelijkheid van vervolg- of opvolgingsonderzoek.
Onderzoek kan op verschillende manieren gebruikt kunnen worden Een persoon of organisatie maakt gebruik van onderzoek wanneer één of meer elementen uit onderzoek terug komen:
in het standpunt of handelen van die persoon of die organisatie;
in de overweging die voorafgaat aan dat standpunt of dat handelen;
bij terugkoppeling naar bestuurders of politici in het beleids-, begrotings- of verantwoordingsproces.
Typen gebruik
Gebruik is in drie categorieën onder te verdelen:
Instrumenteel gebruik: de analyses en aanbevelingen zijn direct toepasbaar bij het aanpakken van een beleidsprobleem of maatschappelijk vraagstuk. Het gebruik komt veelal tot uiting in het overnemen van concrete aanbevelingen.
Conceptueel gebruik: is de bijdrage die onderzoek kan leveren aan de politieke en/of ambtelijke meningsvorming. Het is ook de mate waarin onderzoek kan dienen als context waaruit ideeën kunnen worden afgeleid. Het gaat dan meestal om het gebruik van delen van het onderzoek of bepaalde concepten daaruit. Wanneer bijvoorbeeld een nieuwe koers, een nieuw perspectief of een nieuwe redeneerlijn wordt gegeven, kan er sprake zijn van conceptueel gebruik. Het onderzoek heeft dan vooral een een informatiefunctie en dient als richtingaanwijzer. Conceptueel gebruik is vaak een indirect effect van onderzoek en gaat over de lange termijn.
Strategisch gebruik: de analyses en aanbevelingen worden voor andere doelen gebruikt dat beoogd. Belanghebbende partijen gebruiken de uitkomsten in strategisch opzicht om hun positie te versterken of te beschermen. Bijvoorbeeld om het beleidsproces te vertragen, beleid in de ijskast te zetten of om onderhandelingsposities in de besluitvorming te versterken.
Moment van gebruik
De korte termijn gebruik afgebakend tot gebruik van het onderzoeksrapport in één à twee jaar nadat deze is uitgekomen. Daarmee wordt onder lange termijn automatisch twee jaar of meer na de verschijning van het rapport verstaan
Het gebruik van onderzoek op korte termijn vindt nauwelijks plaats zo blijkt uit verschillende onderzoeken. Crisis of crisisdreiging vergroot wel de kans op het gebruik op korte termijn . Beleidsverandering vindt meestal plaats op de langere termijn met kleine, voortschrijdende stappen of beslissingen. Wetenschappers nemen aan, dat het gebruiken van (onderzoeks)resultaten ook zo plaatsvindt.
Gemeentelijke rekenkamers doen onderzoek naar doelmatigheid, doeltreffendheid en rechtmatigheid van het gemeentelijk beleid, in Nederland. In 2006 dient elke gemeente dergelijk onderzoek uit te kunnen voeren, hetzij door een eigen rekenkamer of rekenkamercommissie, hetzij een rekenkamer(commissie) in samenwerking met andere gemeenten.
Eerste rekenkamer & rekenkamercommissie
De eerste gemeentelijke rekenkamercommissie werd in 1996 in Delft ingesteld.In 1997 werd in Rotterdam de eerste rekenkamer ingesteld. Tot de landelijke invoering in 2002 bleef dit de enige onafhankelijke rekenkamer. Wel werden bij gemeenten rekenkamercommissies ingesteld.
Dualisme
Landelijke invoering volgde vanaf maart 2002 in het kader van het dualisme, waarmee de ontstane verweving tussen gemeenteraad en gemeentebestuur teruggebracht diende te worden. Essentie van het gemeentelijk dualisme is dat het college van B & W bestuurt, en dat de raad controleert en kaders stelt. Een belangrijk instrument voor de controletaak van de raad werd de gemeentelijke rekenkamer.
Verschil rekenkamer & rekenkamercommissie
Het voornaamste verschil tussen een gemeentelijke rekenkamer en een rekenkamercommissie is de onafhankelijkheid van het orgaan. Een rekenkamer is meer onafhankelijk. Deze onafhankelijkheid is voor de rekenkamer in de gemeentewet verankert.
De rekenkamercommissie daarentegen staat dichter bij de raad. De gemeenteraad heeft in dit geval meer vrijheid in de samenstelling en het is mogelijk om in een dergelijke commissie te laten plaatsnemen. De verschillende bevoegdheden van de commissie kunnen door de gemeente nader bepaald worden in een verordening.
Een gemeentelijke rekenkamer(functie) kan bestaan uit enkele raadsleden, externe leden of een combinatie van beide, die benoemd worden door de gemeenteraad. Als er meerdere leden zijn spreekt men van een rekenkamercommissie, als er één lid is van een directeursmodel. De rekenkamer wordt ondersteund door een ambtelijk secretaris. De rekenkamer heeft een eigen budget om onderzoek uit te laten voeren.
Doorwerkingspatronen zijn vaak vrij vaag en zijn dus lastig te meten. Het meten van bepaalde effecten zegt wel iets over de soort en richting van de doorwerking, maar lang niet alles. Bovendien heeft het begrip doorwerking zelf een instrumentele en functionele betekenis, waardoor de invalshoek per definitie vrij beperkt is.
Analyse bestuurlijke reactie
De aanwezigheid, reactietermijn en inhoud van een bestuurlijke reactie van het college / gedeputeerde staten is een belangrijke indicator voor potentiële doorwerking. Zijn de aanbevelingen van de rekenkamer overgenomen? De raad / provinciale staten zegt vaak ‘ja’ tegen de aanbevelingen van de rekenkamer. Voor de colleges / gedeputeerde staten varieert dit sterk per onderzoeksrapport.
De bestuurlijke reactie kan geanalyseerd worden aan de hand van de volgende kenmerken:
De conclusies en aanbevelingen worden geheel gesteund door het college / gedeputeerde staten en de aanbevelingen worden (grotendeels) overgenomen.
Het college / gedeputeerde staten steunt de hoofdlijn van het onderzoek en enkele aanbevelingen worden door het college / gedeputeerde staten overgenomen.
Het college / gedeputeerde staten steunt de wijze van redeneren, maar niet de aanbevelingen.
Het college / gedeputeerde staten steunt een aantal aanbevelingen, maar niet de hoofdlijn van het advies.
Het onderzoek wordt door het college / gedeputeerde staten verworpen.
Het college / gedeputeerde staten verwerpt het onderzoek niet, maar steunt de redeneerlijn en aanbevelingen ook niet.
Er is (nog) geen reactie van het college / gedeputeerde staten op het onderzoek.
De reactie kan van de raad / provinciale staten op eenzelfde wijze worden geanalyseerd.
Als de raad / provinciale staten een besluit heeft genomen over de aanbevelingen uit het rekenkamerrapport, moet dit worden uitgevoerd. Zijn de aanbevelingen geïmplementeerd, in beleid ‘vertaald’ en ingevoerd? Hebben de aanbevelingen van de rekenkamer daadwerkelijk (extern) effect gehad? Of: zijn de met de aanbevelingen beoogde verbeteringen bereikt? De mate van implementatie meten is een stuk lastiger en vergt vaak een diepgaande analyse van beleidsstukken. Het voor een goede meting is het in ieder geval belangrijk:
Bij de behandeling van het rapport (laten) uit te spreken welke actie de rekenkamer(commissie) wanneer verwacht van raad / provinciale staten en college / gedeputeerde staten.
Aan te kondigen dat na een bepaalde periode een vervolgonderzoek of doorwerkingsonderzoek kan plaatsvinden.
De raad / provinciale staten laten besluiten dat het college / gedeputeerde staten na enige tijd moet rapporteren over de invoering van de aanbevelingen.
De verantwoording over de verwerking van de aanbevelingen integreren in de planning en controlcyclus.
Andere meetpunten voor doorwerking
Wanneer rekenkamer(commissie)s op grond van bepaalde, andere meetpunten een specifieke evaluatiemethode willen ontwikkelen voor doorwerking, doen zij er goed aan rekening te houden met het volgende:
streef naar een beperkt aantal, eenvoudige en eenduidige indicatoren.
de informatievoorziening ter ondersteuning van het meten moet betrouwbaar zijn, zonder dat dit gepaard gaat met een relatief zware administratieve last.
de betrokkenheid neemt toe als actoren belang hebben bij de meting.
hou rekening met de perverse effecten van ‘meten’. Meten kan strategisch gedrag uitlokken, waarbij men zich men met name richt op die effecten die relatief gemakkelijk zichtbaar te maken zijn.
meten leidt tot een vertekening van de doorwerking, omdat vooral de nadruk ligt op het kwantificeren van effecten.
met name de politiek-strategische doorwerking is zeer moeilijk te meten. Het politieke spel is lastig meetbaar te maken.
De rekenkamer zou de doorwerking bijvoorbeeld kunnen meten aan de hand van onderstaande matrix.
Complicerende factoren voor het meten doorwerking
Incubatietijd: doorwerking vindt meestal pas plaats op langere termijn. Dit betekent dat het beoordelen van de doorwerking soms moet worden afgewacht, of dat metingen moeten worden herhaald in een bepaalde frequentie (bijvoorbeeld: meting zes maanden na publicatie, en dan nogmaals na twee jaar).
Verschillende onderzoeken kennen verschillende patronen van doorwerking. Het is dus vaak niet mogelijk om ‘de’ doorwerking van rekenkameronderzoek vast te stellen. Evaluatie zal op het niveau van individuele onderzoeken moeten plaatsvinden. Dat is nogal arbeidsintensief.
Perverse neveneffecten van meting. Een grote nadruk op het meten en evalueren van effecten van doorwerking kunnen neveneffecten hebben. Het kan op termijn leiden tot het uitbrengen van onderzoeken die gemakkelijk meetbaar zijn. Daarom is het van belang om ook gebruik te maken van evaluatiemethoden met kwalitatieve elementen.
Niet alle soorten van doorwerking zijn even makkelijk vast te stellen. Instrumentele doorwerking leent zich beter voor meting dan conceptuele doorwerking. Het vaststellen strategische doorwerking is zo mogelijk nog lastiger.
De problematiek bij de Gemeentelijke grondexploitaties vormen inmiddels een serieus probleem. Financiële problemen nemen toe en de verslagleggingregels zijn (te) beperkt om er goed inzicht in te krijgen. Voor de provincie is goed inzicht van belang in het kader van haar financiële toezicht op de gemeenten; voor de gemeenteraden is het van belang in het kader van hun kaderstellende en controlerende rol richting colleges.
Met divers rekenkameronderzoek is er inmiddels wel al ervaring opgedaan hoe de gemeenteraden beter grip op het grondbeleid en grondexploitatie kunnen krijgen.
De Rekenkamer Rotterdam heeft Kernvariabelen grondexploitaties ontwikkeld waarmee de gemeenteraad snel inzicht kan krijgen in de stand van zaken van de grondexploitaties. Onder aan de pagina is en overzicht opgenomen met rekenkameronderzoeken van de afgelopen jaren op het desbetreffende thema.
Kernvariabelen grondexploitaties
Voor een gemeenteraadslid is het vaak lastig om gevoel te krijgen voor de stand van zaken van de grondexploitaties. Met behulp van onderstaande kernvariabelen kan hij daar snel inzicht in krijgen. Onderstaande tabel laat zien welk inzicht welke kernvariabele biedt.
informatiebehoefte
kernvariabelen
Kunnen de gronden op het binnen de grondexploitatie beoogde moment en functie verkocht worden?
Programma en marktonderzoek
Hoeveel geld heeft de gemeente uitgegeven en moet terug verdiend worden?
Boekwaarde
Wat denkt de gemeente aan het einde van de projecten over te houden?
Netto contante waarde (NCW)
Hoe flexibel is de gemeente m.b.t. de te maken kosten?
Nog te maken kosten en cashflow
Hoeveel rente moet de gemeente betalen als de gronden een jaar later pas verkocht kunnen worden?
Jaarlijkse rente
Hoeveel heeft de gemeente opzij gezet voor de grondexploitaties?
Voorzieningen
Stel dat het (economisch) slechter gaat dan verwacht, hoeveel geld kan de gemeente dan kwijt zijn aan de grondexploitaties?
Benodigde weerstandscapaciteit
Hieronder zijn deze kernvariabelen toegelicht en is beschreven welke aandachtspunten daarbij horen. Het is van belang dat de onderstaande informatie zowel op het niveau van afzonderlijke grondexploitaties als op het niveau van de portefeuille, de optelsom van alle grondexploitaties, gegeven wordt. Met andere woorden, het is belangrijk om inzicht te hebben in de boekwaarde van de afzonderlijke grondexploitaties, maar ook om de totale boekwaarde van alle gemeentelijke grondexploitaties te kennen.
Programma en planning versus marktonderzoek
Een actueel marktonderzoek moet aantonen dat er vraag in de markt is naar het aantal woningen, bedrijventerreinen, kantoren etc. waarvoor de gemeente per jaar beoogt grond te verkopen. Aandachtspunten:
Actueel marktonderzoek (max. 1 jaar oud)
Optelling van respectievelijk alle geplande woningen, bedrijventerreinen, kantoren, etc. binnen de gemeentelijke grondexploitaties per jaar voor de gehele looptijd van de grondexploitaties.
Bovenstaande aantallen per jaar moeten binnen de verwachtingen over de te realiseren verkopen volgens het marktonderzoek blijven.
De verkoop van grond voor woningen, bedrijventerreinen etc. die verder dan 20 jaar in de toekomst gepland staan, is zo onzeker dat de uitgaven voor deze gronden niet geactiveerd dienen te worden.
Boekwaarde
De boekwaarde is het bedrag dat al is uitgegeven aan de grondexploitaties minus de al ontvangen bedragen. De boekwaarde is ongeveer het bedrag dat de gemeente kwijt is als men besluit te stoppen met de grondexploitaties en geen uitgaven meer doet en geen inkomsten meer krijgt. In de praktijk is dit doorgaans niet zonder meer mogelijk vanwege aangegane verplichtingen en half afgeronde projecten.
Netto contante waarde (NCW)
De NCW is bij afronding van alle projecten het verschil tussen alle inkomsten en uitgaven teruggerekend naar het huidige prijspeil.
Nog te maken kosten en cashflow
Met het oog op het aanpassen van projecten is het van belang om inzicht te hebben in de kosten die nog gemaakt worden en het moment waarop die kosten terug verdiend kunnen worden. Van welk deel van de nog te maken kosten kan de gemeente besluiten om ze niet of later te maken door projectonderdelen te schrappen of resp. te temporiseren en welk bedrag moet de gemeente uitgeven vanwege afspraken met private partijen of omdat anders de al eerder gemaakte kosten niet terug verdiend kunnen worden?
Een grafiek met de beoogde cashflow laat zien hoever de uitgaven vóór de inkomsten gepland zijn. Zijn de uitgaven ver voor de inkomsten gepland, dan moet er langer rente betaald worden en zijn er minder mogelijkheden om de kosten aan te passen als de inkomsten onzekerder worden. Het ROK-saldo geeft hier ook inzicht in. Dit is het saldo van de renteopbrengsten- en kostenstijging als gevolg van de fasering van het plan.
Jaarlijkse rente
Hoeveel rente betaalt de gemeente jaarlijks over de binnen de grondexploitaties uitgegeven bedragen?
Voorzieningen
Is de voorziening groot genoeg in verband met de verwachte verliezen inclusief de tekorten binnen de grondexploitaties met een negatieve NCW?
Benodigde weerstandscapaciteit
De benodigde weerstandscapaciteit laat zien met welk bedrag de gemeente rekening moet houden als onverwachte tegenvallers zich voordoen.
Aandachtspunten:
Hoe is de benodigde weerstandscapaciteit berekend? Met welke risico’s is rekening gehouden en welk bedrag (per project) hoort daarbij?
Is er gebruik gemaakt van een scenarioberekening over de vraag naar bouwgrond? Welk scenario is gehanteerd? Is dit een scenario dat slechter is dan het meest reële scenario?
Worden negatieve risico’s gecompenseerd met zogenaamde positieve risico’s? Dit is niet wenselijk. Met name als de positieve risico’s gerelateerd zijn aan de negatieve risico’s. Als bijvoorbeeld een negatief risico is dat de gronden niet op tijd worden verkocht, dan kan dit niet gecompenseerd worden door een kans op een hogere grondprijs van diezelfde gronden.
Bij de berekening van de benodigde weerstandscapaciteit gaat men er doorgaans van uit dat niet alle tegenvallers zich voor zullen doen, maar werkt men met een betrouwbaarheidspercentage. Dit is goed te verdedigen als de risico’s zich onafhankelijk van elkaar voordoen. Dan kan men ervan uit gaan dat het ene risico zich wel voordoet en het andere niet. Bij risico’s die zich allemaal voordoen als het slecht gaat met de economie, kan dat niet; een slechte economische situatie zal gevolgen hebben voor alle grondverkopen.
In sommige gevallen wordt verschillende keren achter elkaar gewerkt met betrouwbaarheidspercentages (bijvoorbeeld eerst een keer binnen de gemeenschappelijke regeling en vervolgens binnen de gemeente). In zo’n geval is het raadzaam om de uiteindelijke bijdrage van de grondexploitatie aan de benodigde weerstandscapaciteit apart te beschouwen.
Omdat bij de berekening van de benodigde weerstandscapaciteit gebruik gemaakt wordt van veel aannames, en de toekomst vele onzekerheden kent is het goed om de uitkomst te vergelijken met:
IFLO-norm: benodigde weerstandscapaciteit = 10% van de boekwaarden van grondexploitaties + 10% van de nog te maken kosten in deze grondexploitaties.
Benodigde weerstandscapaciteit in andere gemeenten gerelateerd aan de boekwaarde en de nog te maken kosten.
Het bedrag dat extra betaald moet worden als alle gronden een jaar later verkocht zullen worden
Aangeraden wordt minimaal drie bureaus te benaderen voor het uitbrengen van een offerte. Zeker bij wat meer specialistische onderwerpen, kan het nuttig zijn om via het internet gespecialiseerde bureaus of onderzoeksinstellingen op het spoor te komen. Ook bij andere rekenkamers, die vergelijkbaar onderzoek hebben laten doen, kunnen inlichtingen worden ingewonnen. Ook afdelingen van andere gemeenten kunnen vaak goede suggesties doen. Met name ten aanzien van onderzoek naar ‘inhuur van derden’, ‘grondexploitatie’ en ‘subsidiebeleid’ bestaat inmiddels veel ervaring bij lokale rekenkamers. De databanken van De Lokale Rekenkamer (www.delokalerekenkamer.nl) en de NVRR (www.rekenkamers.nl) bieden toegang tot een groot aantal rapporten.
Stappen offertetraject
Volg in het offertetraject de volgende stappen:
Benader kandidaat opdrachtnemers telefonisch met de vraag of ze in principe bereid zijn mee te doen met het offerte traject.
Stuur ze vervolgens (per e-mail) het onderzoeksplan toe met het verzoek om op basis daarvan een offerte uit te brengen. Het is raadzaam daarbij ook aan te geven welke elementen op welke wijze in ieder geval in de offerte opgenomen moeten worden. Dit betreft in ieder geval:
het toetsingskader dat in het onderzoek wordt gehanteerd. Tussen onderzoeksbureau en rekenkamer(commissie) zal op dit punt volstrekte overeenstemming moeten bestaan;
ervaring en deskundigheden in het onderzoeksteam;
per persoon uitgesplitst wie voor hoeveel uur wordt ingezet;
een opgave door het onderzoeksbureau van opdrachten die (op het onderzoeksterrein) voor dezelfde gemeente zijn of worden uitgevoerd;
de eis van terugkoppeling van interview verslagen;
de terugkoppelingsmomenten aan de rekenkamer(commissie) (en eventueel aan de raad) en de verwachte bijdrage van de rekenkamer(commissie), bijvoorbeeld door regelmatige voortgangsrapportage aan en periodieke bespreking met de rekenkamer.
Geef het onderzoeksbureau informatie over de rekenkamer en wijs op het specifieke karakter van rekenkameronderzoek.
Maak meteen duidelijk welke bijdrage van het bureau na afloop van de uitvoering nog wordt verwacht, bijvoorbeeld bij de presentatie van het onderzoeksrapport in de raad(scommissie).
Maak na ontvangst van alle offertes een selectie van de bureaus die in principe in aanmerking zouden kunnen komen voor de opdracht. Nodig deze bureaus uit voor een gesprek over de offerte.
Laat na het gesprek zo nodig nog een herziene offerte maken en maak tenslotte de keuze op basis van de (herziene) offerte en het gesprek.
Plan een evaluatie in met het onderzoeksbureau nadat het rapport is behandeld.
De NVRR heeft een handig sjabloon ter ondersteuning van de offerte aanvraag gepubliceerd.
Keuze voor een externe onderzoeker
Op basis van de offertes en de mondelinge toelichting kan de keuze voor een bureau worden gemaakt. Alhoewel er allerhande criteria zijn waaraan offertes kunnen worden beoordeeld, gaat het uiteindelijk toch vooral om het vertrouwen bij de opdrachtgever dat de opdrachtnemer echt in staat is dat onderzoek uit te voeren.
Belangrijke (hulp) criteria zijn:
kennis en ervaring van de onderzoeker(s);
de mate waarin zij blijk geven uw onderzoeksvragen te begrijpen en van een antwoord te kunnen voorzien;
ingewonnen referenties;
uw geloof in een goede invulling van de opdracht;
en natuurlijk ook: een goede prijs/kwaliteitverhouding van het onderzoek.
Hanteer eigen leveringsvoorwaarden
Let ook op de leveringsvoorwaarden. De meeste bureaus brengen u offerte uit op basis van hun eigen leveringsvoorwaarden, en soms willen die nog wel eens erg beschermend zijn voor het bureau zelf. Daarom is het verstandig dat de rekenkamer(commissie) haar eigen voorwaarden hanteert. Het bureau dat het onderzoek gaat uitvoeren wordt gevraagd daarmee akkoord te gaan. De voorwaarden van de externe partij worden vervolgens expliciet uitgesloten in de opdrachtbrief.
Specifieke rekenkamerbepalingen in het contract
Specifieke rekenkamerbepalingen in het contract zijn bepalingen ten aanzien van:
Kosten voor meerwerk (m.n. als gevolg van hoor -wederhoor, vragen uit de raad etc.);
Vertrouwelijkheid;
Toegang tot gegevens;
Eigendom van rapporten;
Het eigendom van stukken/dossiers;
De omgang met citaten en verslagen;
Public relations (woordvoerderschap)
De wijze waarop het extern bureau in het onderzoeksrapport wordt vermeld, bijvoorbeeld:
rapport in huisstijl extern bureau;
rapport met logo extern bureau en rekenkamer;
rapport in huisstijl rekenkamer met vermelding van bureau.
Het Mulier Debat wordt voor deze gelegenheid georganiseerd in samenwerking met de Nederlandse Vereniging van Rekenkamers en Rekenkamercommissies (NVRR).
De NVRR constateert een toename van sportgerelateerde rekenkameronderzoeken mede als gevolg van de bezuinigingen op sport en de toegenomen decentralisatie en afwenteling van taken op vrijwillige organisaties. Hierdoor is een toenemende behoefte aan kennis op het terrein van sport(beleid) waar te nemen vanuit de Rekenkamercommissies.
Tijdens het Mulier Debat wordt de aanwezige sportkennis samengebracht en vanuit het perspectief van rekenkameronderzoek bediscussieerd, met als doel te komen tot een ‘common body of knowledge’ voor rekenkameronderzoek in de sport.
Het Mulier Debat sluit hiermee aan bij de doelen van de NVRR om kennis en ervaring uit te wisselen, zodat met goed en onafhankelijk onderzoek wordt bijgedragen aan de kwaliteit van het openbaar bestuur.
Op 22 november organiseert de NVRR de tweede Algemene Ledenvergadering. Aansluitend daarop is mede vanwege het 10-jarig jubileum van de vereniging, een mini-congres georganiseerd.
Voor de Algemene Ledenvergadering worden alleen de voorzitters of hun afgevaardigden van rekenkamers en rekenkamercommissies verwacht. U bent welkom vanaf 10.30 uur voor ontvangst en registratie.
Tijdens de Algemene Ledenvergadering, die duurt van 11.00 uur tot 13.00 uur, worden de leden geïnformeerd over een meerjarenbeleidplan en het jaarplan 2014 en wordt Arno Visser voorgesteld als bestuurslid namens de Algemene Rekenkamer, als vervanging van Kees Vendrik.
Om 13.00 uur is een gezamenlijke lunch en om 14.00 uur begint het mini-congres. Het mini-congres is ook toegankelijk voor rekenkamerleden en anderen die zijn betrokken bij rekenkamerwerk en u bent van harte welkom vanaf 13.00 uur.
Tijdens deze middag wordt voor het eerst de Goudvink – nieuwe stijl – uitgereikt door Ferd Crone. Hij is burgemeester van Leeuwarden en tevens voorzitter van de Goudvink jury. Na de pauze worden een aantal zeer actuele onderworpen besproken en uitgelegd.
Programma & Agenda
10.30 – 11.00 uur
Ontvangst en registratie voor de ALV
11.00 – 13.00 uur
ALV (klik hier voor de stukken)
Agenda:
1. Opening en vaststelling agenda
2. Mededelingen van het bestuur
3. Vaststellen van het concept verslag van de ALV 19 april 2013
4. Benoeming Arno Visser als bestuurslid namens de AR
5. Meerjarenbeleidplan
6. Jaarplan 2014
7. Rondvraag
8. Sluiting
13.00 – 14.00 uur
Lunch en netwerken, inloop voor deelnemers middagprogramma
Vanaf 14.00 uur
Mini Congres
14.00 – 15.00 uur
Uitreiking Goudvink, inclusief een toelichting op criteria en proces door de Commissie Goudvink
15.00 – 15.15 uur
Pauze
15.15 – 17.00 uur
Decentralisatie
Presentatie Leidraad bij het Haagse sociaal domein (Kansenkaart voor herinrichting)
door Ing You Tan of Mirjam Swarte;
Kennis delen en samenwerken
17.00 – 18.00 uur
Borrel en netwerken
18.00 uur
Diner voor genodigden
U kunt met het aanmeldingsformulier aangeven of u alleen 's morgens/alleen 's middags/de gehele dag aanwezig bent. Komt u met collega's van dezelfde rekenkamer, meldt u zich dan apart aan.
Bent u voorzitter van meerdere rekenkamers, doet u de organisatie een groot plezier ook dit aan te geven op het formulier. Mocht u nog vragen hierover hebben, kunt u te allen tijde contact opnemen met het secretariaat.
Het Mulier Debat wordt voor deze gelegenheid georganiseerd in samenwerking met de Nederlandse Vereniging van Rekenkamers en Rekenkamercommissies (NVRR).
De NVRR constateert een toename van sportgerelateerde rekenkameronderzoeken mede als gevolg van de bezuinigingen op sport en de toegenomen decentralisatie en afwenteling van taken op vrijwillige organisaties. Hierdoor is een toenemende behoefte aan kennis op het terrein van sport(beleid) waar te nemen vanuit de Rekenkamercommissies.
Tijdens het Mulier Debat wordt de aanwezige sportkennis samengebracht en vanuit het perspectief van rekenkameronderzoek bediscussieerd, met als doel te komen tot een ‘common body of knowledge’ voor rekenkameronderzoek in de sport.
Het Mulier Debat sluit hiermee aan bij de doelen van de NVRR om kennis en ervaring uit te wisselen, zodat met goed en onafhankelijk onderzoek wordt bijgedragen aan de kwaliteit van het openbaar bestuur.
Beheer cookie toestemming
Wij gebruiken cookies om onze website en onze service te optimaliseren.
Functioneel
Always active
De technische opslag of toegang is strikt noodzakelijk voor het legitieme doel het gebruik mogelijk te maken van een specifieke dienst waarom de abonnee of gebruiker uitdrukkelijk heeft gevraagd, of met als enig doel de uitvoering van de transmissie van een communicatie over een elektronisch communicatienetwerk.
Voorkeuren
De technische opslag of toegang is noodzakelijk voor het legitieme doel voorkeuren op te slaan die niet door de abonnee of gebruiker zijn aangevraagd.
0
De technische opslag of toegang die uitsluitend voor statistische doeleinden wordt gebruikt.De technische opslag of toegang die uitsluitend wordt gebruikt voor anonieme statistische doeleinden. Zonder dagvaarding, vrijwillige naleving door uw Internet Service Provider, of aanvullende gegevens van een derde partij, kan informatie die alleen voor dit doel wordt opgeslagen of opgehaald gewoonlijk niet worden gebruikt om je te identificeren.
0
De technische opslag of toegang is nodig om gebruikersprofielen op te stellen voor het verzenden van reclame, of om de gebruiker op een website of over verschillende websites te volgen voor soortgelijke marketingdoeleinden.