Het is gebruikelijk om voor een eerste selectie van onderzoeksonderwerpen een aantal selectiecriteria te hanteren. De rekenkamer(commissie) kan desgewenst vooraf aan bepaalde criteria een groter gewicht toekennen:
De mate waarin het onderwerp past binnen de taakopdracht die de rekenkamer(commissie) in de wet heeft meegekregen.
De mate waarin het onderwerp past binnen de specifieke taakopdracht en bevoegdheden zoals vastgelegd in de verordening op de rekenkamer(commissie).
Een zo groot mogelijke bijdrage aan de missie / doelstellingen van de rekenkamer(commissie), gerelateerd aan de inzet van schaarse onderzoekscapaciteit.
Substantieel financieel, organisatorisch, bestuurlijk of maatschappelijk belang.
Twijfel over de effectiviteit van het beleid, de doelmatigheid van de uitvoering of de rechtmatigheid van het beleid.
Mate van risico voor de gemeente, waaronder financieel;
Toegevoegde waarde: het onderzoek levert informatie op die niet reeds uit andere bronnen bekend is.
Benutten van specifieke bevoegdheden.
Spreiding (variatie in onderwerpen, in onderzochte diensten en eventueel politiek, in portefeuilles van wethouders).
Bruikbaarheid (inspelen op verzoeken), bruikbaarheid van aanbevelingen en verwachte leereffecten.
Een onderzoeksprogramma zal in de praktijk tussen de 1 en 3 onderzoeken per jaar bevatten. Daarnaast kan ook nog een aantal aanvullende activiteiten (bijvoorbeeld advisering) worden gepland.
Een onderzoeksprogramma kan tot stand komen door aan de hand van concrete selectiecriteria een aantal onderwerpen uit de groslijst te selecteren. Het is voor de effectiviteit van de rekenkamer(commissie) doorslaggevend dat de goede onderwerpen op het goede moment worden onderzocht. Zo’n selectieproces kan op verschillende manieren verlopen. De uiteindelijke keuze voor een onderwerp is geen objectief gegeven, maar de uitkomst van een discussie, waarin objectieve criteria een rol spelen naast ‘intuïties’ op basis van signalen.
Suggestie mogelijk eerste selectieproces
Elk lid van de commissie kan bijvoorbeeld een beargumenteerde ‘top 5’ maakt aan de hand van de selectiecriteria. Het uiteindelijke programma is dan de optelsom van alle top 5’en.
Verdieping door vooronderzoek
Indien nodig kan hierna, maar vóór de definitieve vaststelling van het onderzoeksprogramma, een eerste verdiepingsslag gemaakt worden (’een vooronderzoek’). Zo kan de rekenkamer(commissie) een meer beargumenteerde prioritering maken.
Verdieping door selectietoets
Verdieping van het eerste selectieproces is het uitvoeren van een selectietoets voor een beperkt aantal geselecteerde onderwerpen. Deze selectietoets dient een aantal vragen te beantwoorden:
Wat is het doel, onderwerp, aanleiding?
Welke subonderwerpen zijn te onderscheiden (zeker wanneer het aanvankelijke onderwerp nog te algemeen is geformuleerd)?
Welke bronnen zijn geraadpleegd?
Welke beleidsnota’s zijn van belang?
Wat is de (recente) bemoeienis van de raad?
Wat is precies het probleem ofwel wat is de reden voor een onderzoek?
Wat is de gemeentelijke competentie blijkend uit relevante wet- en regelgeving?
Wat is het financieel belang?
Is er ander onderzoek verricht of in uitvoering? Zijn op basis van een verkenning hiervan relevante bureaus en/of onderzoekers te identificeren?
Is al iets te zeggen over projecttechnische succes- en faalfactoren (zoals de beschikbaarheid van specifieke kennis, de behoefte aan externe deskundigheid, de omvang en ordelijkheid van de dossiervorming terzake, specifieke stellingname van B&W, raad, media e.d. ten aanzien van het onderwerp)?
Een selectietoets biedt zo een beargumenteerde conclusie om een bepaald onderwerp wel of niet in het onderzoeksprogramma op te nemen.
Procesmatig zijn voor de selectietoets verschillende activiteiten denkbaar: vooral bureauonderzoek (raadplegen van uiteenlopende informatiesystemen, telefonische informatierondes), maar ook in beperkte mate verkennende en oriënterende gesprekken.
Geef hier aan waarom het onderzoek wordt uitgevoerd en wat er met dit onderzoek bereikt moet worden. Dit geeft bureaus inzicht in de achterliggende problematiek en vragen. Ook wordt hiermee duidelijk gemaakt wat er met het onderzoek bereikt moet worden bijvoorbeeld een verandering teweeg brengen, de waarheid boven tafel krijgen of leerervaringen opdoen. Getoetst moet worden aan doeltreffendheid, doelmatigheid en rechtmatigheid.
Probleemstelling en onderzoeksvragen
Omschrijf wat de probleemstelling van het onderzoek is. Dit is de meest basale onderzoeksvraag die gesteld kan worden. Er zou van het onderzoeksbureau verwacht mogen worden dat ze deze vraag kunnen vertalen in een aantal concrete onderzoeksvragen. Daar zou gebruik van gemaakt kunnen worden. Natuurlijk kun je ook zelf de onderzoeksvragen formuleren en aan het bureau vragen of ze ermee uit de voeten kunnen en/of ze zelf nog aanvullende vragen hebben. In ieder geval dienen de onderzoeksvragen door het bureau beantwoord te worden. Dit dient in de offerteaanvraag duidelijk te worden aangegeven.
Specifieke wensen ten aanzien van de methode en werkwijze
Vermeld hier eventuele specifieke wensen ten aanzien van de te gebruiken onderzoeksmethode en werkwijze. Moeten er interviews plaatsvinden en dan met wie, bijvoorbeeld medewerkers van de ambtelijke organisaties, bestuurders, raadsleden, externen bijvoorbeeld burgers. Geef eventueel ook aan of er bepaalde bestaande gegevens/bestanden in het onderzoek moeten worden meegenomen. Ga echter hier zorgvuldig mee om. Je kunt hiermee de gehele opzet van het onderzoek “dichttimmeren” terwijl het van belang is de creativiteit en deskundigheid van de offrerende onderzoeksbureaus te testen.
Ook eventuele wensen van de samenwerking met de opdrachtgever zijn van belang. Hoe moet de voortgang worden bewaakt, wie is de contactpersoon tijdens het onderzoek en hoe wordt er gekeken tegen ambtelijke en bestuurlijk hoor en wederhoor en welke rol speelt het onderzoeksbureau daarin. Vermeld hier eventueel ook in welke mate het bureau een rol speelt in het communicatietraject.
Procedure en planning
Geef hieraan wanneer de offerte ontvangen moet zijn, bijvoorbeeld datum en tijdstip en op welke wijze de offerte ingediend moet zijn (digitaal of een hardcopy of beide). Geef tevens aan welke mogelijkheden er zijn om vragen te stellen, schriftelijk of telefonisch en aan wie. Ook voor het stellen van vragen dient een deadline te worden aangegeven bijvoorbeeld binnen veertien dagen na ontvangst van de offerteaanvraag. Bij schriftelijk ingediende vragen heb je de mogelijkheid om de andere bureaus daar ook kennis van te laten nemen. Dit dien je echter vooraf aan te geven. Omschrijf hier ook de selectieprocedure als de doorlooptijd van het onderzoek en wanneer en op welke wijze er met het onderzoek begonnen wordt. Bijvoorbeeld er zou begonnen kunnen worden met een startbijeenkomst voor de betrokkenen.
Eindproduct
Geef hierbij aan of het eindproduct een onderdeel is van een rapport van de rekenkamercommissie of dat het een zelfstandig herkenbaar rapport van een extern bureau is of dat het bureau er een herkenbaar rapport van de rekenkamercommissie van moet maken.
Beschikbare budget
Dit is facultatief. We zijn natuurlijk niet verplicht aan te geven welk budget er beschikbaar is voor het onderzoek. Bij relatief eenvoudige onderzoeken is dit ook niet nodig, tenzij het budget erg laag is. Echter bij meer complexe onderzoeken waarbij de bureaus veel vrijheid hebben bij het bepalen van hun voorstel kan het handig zijn om een indicatie van het budget aan te geven. Dit voorkomt een te beperkt of een te uitgebreid onderzoeksvoorstel en op deze wijze kunnen onderzoeksvoorstellen beter met elkaar vergeleken worden (prijs-kwaliteit verhouding).
Selectiecriteria
Geef hierbij aan op basis van welke criteria de offertes worden beoordeeld. Hoe worden zaken als prijs, de aanpak en de ervaring van het bureau tegen elkaar afgewogen. Wordt er gewoon voor de goedkoopste offerte gekozen of wordt er voor de beste aanpak gekozen die binnen het budget blijft of er eventueel iets boven kan liggen? Een aantal criteria zal hierbij belangrijk gevonden worden zoals de inhoudelijke deskundigheid, de ervaring met dit type onderzoek verwijzend naar referenties, de gekozen methode en werkwijze. Ook speelt hier de onafhankelijkheid van het bureau een grote rol. Zijn er eerder opdrachten voor de gemeenten in opdracht door de gemeenten uitgevoerd? Hoe lang is dat geleden en met welk doel? Ook moet hier het onderzoeksprotocol ter sprake gebracht worden.
Eisen aan de offerte
Hier kan aangegeven worden dat de offerte rechtsgeldig moet zijn en moet worden ondertekend, in welke taal en valuta de offerte gesteld moet worden en dat de offerte deel uit maakt van een af te sluiten overeenkomst met het onderzoeksbureau. Bij de opdracht verlening kan er een overeenkomst met het bureau worden afgesloten. Ook dient de geoffreerde prijs van het onderzoek inclusief de te maken reiskosten te zijn.
Adres
Hier dient aangegeven te worden waar de offerte heen moet. Dus het postadres en het e-mailadres.
Bijlagen
Eventuele bijlagen die met de offerteaanvraag worden meegezonden kunnen hier vermeld worden. In ieder geval dient het onderzoeksprotocol, het onderzoeksplan en de Algemene Inkoopvoorwaarden die op het onderzoek van toepassing zijn als bijlage meegezonden te worden.
auteur: Rekenkamercommissie Gemeente Aalten, Oost-Gelre en Winterswijk – ingebracht door Wil Oosterveld
Strategische doorwerking is de verandering van de machtspositie van één of meerdere (doel)groepen door de uitkomsten van een onderzoek. Hierdoor worden zij beter in staat gesteld hun doelen te bereiken. Van strategische doorwerking is ook sprake als het rekenkameronderzoek een functie heeft gehad in het agenderen van onderwerpen, het versnellen of het vertragen van beleidsprocessen, etc. Wanneer het onderzoek het bestaande beleid ondersteunt, heeft het met name een legitimerende functie.
Uit onderzoek blijkt, dat dit type doorwerking in de praktijk vrij vaak voorkomt.
Het is mogelijk en wenselijk dat de rekenkamer(commissie) suggesties voor onderzoeksonderwerpen ontvangt van derden zoals raad(sfracties), het college, individuele burgers of belangengroepen. Naar verwachting zal de behoefte van het college om suggesties te doen in de praktijk niet groot zijn. Het college heeft immers zijn eigen onderzoeksbevoegdheid (o.a. 213a).
Inbreng van derden is van belang voor de diversiteit en relevantie van onderwerpen. De rekenkamer(commissie) kan actief suggesties van burgers of maatschappelijke organisaties vragen en / of het indienen van suggesties gemakkelijker maken. Bijvoorbeeld:
via de website van de rekenkamer,
via een uitnodiging in een huis-aan-huisblad,
via een breed verspreide publieksfolder,
via sociale media,
via een enquête.
Het is de rekenkamer zelf die beslist of wordt ingegaan op een verzoek. Hiervoor kan de rekenkamer gebruik maken van selectiecriteria voor een verzoek om rekenkameronderzoek.
De rekenkamer(commissie) zal selectief om moeten gaan met ontvangen suggesties van derden. Daarom zal de rekenkamer eisen moeten stellen aan de suggesties die zij in overweging wil nemen.
Als een vraag niet relevant of onderzoekbaar is voor de rekenkamer (commissie) kan zij de vraag doorspelen aan bijvoorbeeld de ombudsman of – met toestemming van de vragensteller! – aan een gemeentelijke dienst.
Ook kan de rekenkamer een concreet verzoek in een bredere context plaatsen en vervolgens onderzoek verrichten naar die bredere problematiek.
Timing is waarschijnlijk de meest genoemde factor als het gaat om doorwerking. Onder timing worden de volgende aspecten verstaan:
Het moment waarop het onderzoek wordt gestart.
De doorlooptijd van het onderzoekproces.
De tijdigheid of timing van de resultaten: Met tijdigheid of timing wordt bedoeld dat de uitkomsten eerder bekend moeten zijn voordat het onderzochte probleem (deels) is opgelost of is vervangen.
Het moment waarop de uitkomsten in de politieke arena bekend worden. Is op het moment dat de uikomsten bekend worden wel aandacht, tijd en interesse vanuit de politiek om het onderzoek te gaan gebruiken? Of is het bijvoorbeeld verkiezingstijd?
De incubatietijd van het onderzoek.
Voorbeelden
Een aanbeveling uit onderzoek komt te vroeg als er nog geen enkel beleidsinitiatief is en komt te laat wanner het beleid al is ontwikkeld.
Wanneer een advies kan worden gekoppeld aan de ontwikkeling van een belangrijk strategisch visiedocument, is de doorwerking maximaal.
Sommige perioden in het jaar zijn nu eenmaal meer geschikt om een belangrijk advies te presenteren dan andere perioden.
Bij ee lange doorlooptijd van een onderzoek kan het college / gedeputeerde staten soms niet te lang wachten met het maken van beleid. Soms maakt het college / gedeputeerde staten dan al beleid zonder op de uitkomsten van het onderzoek te wachten.
Relevante cycli
De verkiezingscyclus: deze cyclus is relatief groot. Eens per vier jaar treedt er een nieuwe raad / provinciale staten aan. Ieder college / gedeputeerde staten heeft een gewenningsperiode waarin aanbevelingen nog niet optimaal zullen landen. Ook op het eind van iedere raadsperiode zullen onderzoeken door de naderende verkiezingen minder doorwerking krijgen. Vandaar dat onderzoeken die in het midden van de verkiezingscyclus worden uitgebracht (grofweg de middelste twee jaar) optimaal doorwerken.
De beleidscyclus: de lengte van deze cyclus varieert met de complexiteit van het beleidsterrein en de politieke urgentie die er is om het beleid te veranderen. De meeste doorwerking vindt grofweg plaats in het midden en op het eind van de beleidscyclus.
De P&C -cyclus: onderzoeken die op een verkeerd moment in de planning- en controlcyclus worden uitgebracht, kunnen doorwerking missen. Ze komen dan op een heel druk moment in de cyclus, waardoor er relatief minder aandacht is voor de adviezen. Een onderzoek dat wordt uitbracht vlak voor de algemene beschouwingen, kan politiek en mediatechnisch gezien ‘handig’ zijn. Maar gezien de drukte in de ambtelijke organisatie kan er juist dan ook iets minder doorwerking zijn.
De cyclus van stelselherzieningen: onderzoeken die worden uitgebracht tijdens de ontwikkeling en doorvoering van stelselherzieningen kunnen inhoudelijk zeker doorwerken. Ze kunnen tegelijkertijd ook enige doorwerking missen als ze worden uitgebracht in een periode waarin de positie van het Rijk onduidelijk is of wijzigt.
De rekenkamer bepaalt de eigen onderzoeksagenda. Maar de raad mag van de wetgever een formeel verzoek indienen bij de rekenkamer(commissie). Een formeel verzoek van de raad is geen geheel vrijblijvende aangelegenheid. Maar, de raad kan géén opdracht geven aan de rekenkamer tot het uitvoeren van een onderzoek.
Afspraken over vorm van een formeel verzoek
Het is van belang dat er goede afspraken zijn over de manier waarop een formeel verzoek van de raad kan plaatsvinden. Bijvoorbeeld:
in de vorm van een formeel raadsverzoek (op basis van een raadsmeerderheid) dat wordt voorgelegd aan de rekenkamer,
motiveringsvereiste waarom de raad een verzoek indient of
dat ook een verzoek vanuit een of meer fracties of door een individueel raadslid mogelijk is.
Beslissing op het verzoek
Het is de rekenkamer zelf die beslist of wordt ingegaan op een verzoek. Hiervoor kan de rekenkamer gebruik maken van beoordelingscriteria voor een verzoek om rekenkameronderzoek.
Uiteraard is een goede motivering om te beoordelen of het onderwerp onderzoekswaardig is voor de rekenkamer(commissie) van belang. Aangeraden wordt hiervoor regels vast te leggen, bijvoorbeeld in de verordening. Deze regels zijn de basis voor de motivering van het al dan niet honoreren van een verzoek van de raad.
Redenen om niet in te gaan op een verzoek van de raad kunnen bijvoorbeeld zijn dat het onderwerp niet past binnen de taakopdracht of de bevoegdheden van de rekenkamer(commissie), het onderwerp te politiek van aard is of dat het onderwerp niet te onderzoeken is (te groot, te vage vraagstelling etc.). In het laatste geval ligt het voor de hand dat de rekenkamer(commissie) in overleg treedt met de raad om te bekijken of er tot een betere onderzoeksvraagstelling gekomen kan worden.
Waarderend onderzoeken of Appreciative Inquiry (verkort “AI”) is een kwalitatieve onderzoeksmethode die verschilt van traditioneel onderzoeken, doordat zij meer de focus legt op het vergroten van krachten, leren van het verleden en ontwikkelen op successen, dan op wat er niet goed gaat, het corrigeren van fouten, en het oefenen op zwaktes.
Waarderend onderzoek wordt sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw toegepast. De grondslag ligt in de Verenigde Staten bij Dr Cooperrider. Sinds de 21e eeuw is het een wereldwijd toegepaste methodologie. De laatste jaren vindt deze aanpak ook in Europa en Nederland groter vervolg. De Auditdienst van het Rijk (ADR) past het inmiddels toe, De Algemene Rekenkamer (ARK) verkent de mogelijkheden en met name de Gezamenlijke Rekenkamercommissie voor de gemeenten Berkelland, Bronckhorst, Lochem en Montferland (RC BBLM) past het toe in haar onderzoek naar de effectiviteit van de uitvoering van de WWB richting WWnV cq Participatiewet.
De onderzoeksaanpak kent 5 Uitgangspunten. De onderzoeksaanpak kent in oorsprong 4 fasen ( 4D’s) en in Nederlandse toepassingen 5 fasen (5V’s). De onderzoeksaanpak voor Rekenkamer(commissie)s kent 6 fasen (6V’s).
AI kent ook andere vormen en toepassingen die voor Rekenkamer(commissie)s goed bruikbaar zijn.
Verschil Waarderend Onderzoeken ten opzichte van traditioneel onderzoeken
Waarderend onderzoek heeft een andere focus en onderzoeksaanpak dan het traditionele onderzoek. Traditioneel onderzoek zet een probleem centraal en zoekt manieren om het probleem op te lossen; door te trainen op wat er niet goed gaat, of door het elimineren van een probleem; de zgn’ deficit-oriented approach’ of probleemgerichte benadering.
Uitgangspunten van Waarderend Onderzoeken
Waarderend onderzoek gaat uit van:
het sociaal constructionistische principe (er is geen objectieve werkelijkheid);
het poetisch principe (alles is voor meer interpretaties vatbaar, wat jij vindt dat is);
het simultaniteitsprincipe (een vraag is de eerste stap van verandering’);
het anticiperend principe (beelden van de toekomst leiden ons) en het
positiviteitsprincipe (positieve emoties zijn nodig voor groei en ontwikkeling).
Waarderend onderzoek gaat uit van het principe ‘leren van het verleden, ontwikkelen op successen, krachten en gedeelde waardes’. Het gaat uit van het resultaat, waar willen we naartoe, en van de krachten in de organisatie in plaats van de tekortkomingen. Wat willen we WEL? Dat wil niet zeggen dat het onderzoek en de bevindingen niet kritisch zijn, of niet benoemen wat er niet goed gaat; de focus is echter bewust ontwikkelings- en oplossingsgericht. Daarmee is zij duurzamer, kent meer doorwerking , dan puur traditioneel onderzoek. Daarmee draagt zij voor Rekenkamer(Commissie)’s meer bij aan de ondersteuning van de kaderstellende rol van de Raad.
Onderzoeksaanpak
De onderzoeksaanpak kent 5 fases ( de 5 V’s):
Verwoorden: wat is het onderwerp, de vraag- en doelstelling van het beleidsterrein & onderzoek?
Verdiepen: wat is de situatie nu (met aandacht voor wat er wel goed gaat en wat wordt ervaren als de krachten en gedeelde waardes in de organisatie
Verbeelden: waar willen we over 10 jaar staan, wat is het gewenste, gedroomde plaatje?
Vormgeven: welke concrete acties en tussentijdse resultaten zijn er nodig om tot het ideaalplaatje te komen?
Verwezenlijken: een uitvoeringsplan maken en uitvoeren
Deze stappen worden idealiter met het gehele systeem, alle betrokken actoren doorlopen.
De allereerste aanpakken in de USA kende 4 fasen ( 4D’s):
Discover
Dream
Design
Destiny
Onderzoeksaanpak voor Rekenkamer(commissie)s
Voor (lokale) Rekenkamer(Commissie)s is een tussenvorm van AI , genoemd de ‘waarderende benadering’ direkt toepasbaar.
Figuur 2: naar: ‘waarderend auditen bij de RAD, katalysator voor verbetering’. L. Zarrou, R. Kalker & M. De Zeeuw, 2010.
Voor de toepassing voor lokale rekenkamers is het toepassen van de waarderende benadering kritisch en tevens ontwikkelings- en oplossingsgericht. Daarmee is zij duurzamer, kent meer doorwerking , dan puur traditioneel onderzoek. Zij voldoet daarmee aan aanbevelingen uit de evaluatie van lokale rekenkamercommissies (rapport Berenschot).
Waarderend Onderzoeken voor lokaal rekenkameronderzoek, is door Drs Lydia Zwier geconcretiseerd in het model met 6 fasen (6 V’s):
Verwoorden: wat is het onderwerp, de vraag- en doelstelling van het beleidsterrein & onderzoek? Wat zijn huidig geldende normen?
Verdiepen: wat is de situatie nu (met aandacht voor wat er wel goed gaat en wat wordt ervaren als de krachten en gedeelde waardes in de organisatie; dit zijn de bevindingen en feitelijke conclusies)
Verbeelden: waar willen we over 10 jaar staan, wat is het gewenste, gedroomde plaatje ?
Verbinden: de beelden van diverse onderdelen/groepen/beleidsvelden met elkaar in verbinding brengen ten bate van het spreken van 1 taal en het vinden van gedeelde sterke kanten, waarden en momenta.
Vormgeven : welke krachten en waarden kunnen we inzetten om te komen op het gewenste punt? En wanneer ? (door de rekenkamercommissie te verwoorden in de conclusies en aanbevelingen)
Verwezenlijken: een uitvoeringsplan maken en uitvoeren (deze activiteiten zijn aan het college en de organisatie, op basis van de door de raad aangenomen aanbevelingen)
Andere toepassingen
Andere toepassingen van AI-methoden, als aanvulling op traditionele onderzoeken met langere doorlooptijden, bij (lokale) Rekenkamer(commissie)s kunnen o.a. zijn:
Best practices (h)erkennen
Het vormen van een normenkader
Komen tot (gedragen) onderzoeksonderwerpen
Verbetering informatievoorziening (of komen tot een checklist informatievoorziening) voor Raadsleden
Zie ook
Waarderend organiseren
Waarderend samenwerken
Sociale Innovatie
Duurzaamheid
Waarderend Auditen
Waarderend veranderen
Auteur: Drs Lydia M.D. Zwier-Kentie – november 2012
Wat is relevant bij Rekenkameronderzoek naar bijstandsverlening en re-integratie, een taak die de gemeente uitvoert in het kader van de Wet Werken en Bijstand (WBB).
Algemene informatie over Wet Werk en bijstand (WWB)
Het algemene doel van WWB is :
personen uit de doelgroep zo snel mogelijk aan het werk helpen of daarvoor toerusten.
personen die hiertoe niet in staat zijn voorzien van inkomen.
Relevantie van WWB als onderzoeksonderwerp
Re-integratie en bijstandsverlening heeft een groot maatschappelijk en financieel belang.
Het Rijk stelt de gemeenten langs drie kanalen financiële middelen ter beschikking: :
De kosten voor uitkeringen via het “inkomensdeel”, formeel de gebundelde uitkering genaamd, van het Fonds Werk & Inkomen. In 2011 was dat circa € 4 miljard.
De kosten voor re-integratie via het “werkdeel” van het Fonds Werk & Inkomen. In 2011 was dat circa €3 miljard.
De kosten voor de uitvoering (apparaatskosten) via het gemeentefonds. In 2011 beliepen de kosten van de uitvoering circa € 2 miljard.
Samen gaat het om circa €9 miljard. Omdat de problematiek ongelijk over de gemeenten is verdeeld, lopen de bedragen per gemeente sterk uit een, maar voor de meeste gemeenten gaat het om aanzienlijke bedragen.
Onderzoekswaardige onderwerpen
Bij een breed onderwerp als dit zijn dat er teveel om op te noemen.
Voor de re-integratie verwijzen wij naar de algemene informatie hieronder.
Onderwerpen rond bijstandsverlening kunnen zijn:
niet gebruik (ook bij bijzondere bijstand)
teveel-gebruik: bijvoorbeeld doordat:
voorliggende voorzieningen niet goed in beeld zijn;
de toegangspoort (instroom) niet streng genoeg is;
de fraudebestrijding niet aan de maat is;
te weinig aandacht is voor terugvordering en verhaal.
kwaliteit en klantvriendelijkheid:
snelheid van de uitkeringsverlening,
foutloosheid (in een keer goed),
bereikbaarheid,
bereidheid tot maatwerk
aandacht voor bescherming van de persoonlijke levenssfeer
Bij uitvoeringskosten kunt u denken aan formatie, ict-kosten, kosten per geval (gemiddelde prijs), en benchmarking.
Tot slot kan ook worden onderzocht hoe de gemeente zich op nieuwe beleidsitems voorbereidt (WWNV, wachttijd beneden 27 jarigen, het vragen van een tegenprestatie).
Rekenkameronderzoek is een bij wet duidelijk afgebakend terrein. Volgens artikel 182 Gemeentewet onderzoekt de rekenkamer(commissie) de doelmatigheid, doeltreffendheid en de rechtmatigheid van het door het gemeentebestuur gevoerde bestuur.
Een door de rekenkamer(commissie) ingesteld onderzoek naar de rechtmatigheid van het door het gemeentebestuur gevoerde bestuur is per definitie geen controle van de jaarrekening. Dat is het werkterrein van de accountant, die door de raad daarvoor is ingehuurd.
De breedte van het onderzoeksdomein maakt dat van rekenkameronderzoekers een generalistische instelling verwacht mag worden: ze ‘moeten van alle markten thuis zijn’. Te veel specifiek gerichte vakkennis en ervaring kan contraproductief zijn omdat dit tot de neiging kan leiden om vakjargon en de standaardaanpak op het eigen vakgebied teveel als vanzelfsprekend te beschouwen.
Beheer cookie toestemming
Wij gebruiken cookies om onze website en onze service te optimaliseren.
Functioneel
Always active
De technische opslag of toegang is strikt noodzakelijk voor het legitieme doel het gebruik mogelijk te maken van een specifieke dienst waarom de abonnee of gebruiker uitdrukkelijk heeft gevraagd, of met als enig doel de uitvoering van de transmissie van een communicatie over een elektronisch communicatienetwerk.
Voorkeuren
De technische opslag of toegang is noodzakelijk voor het legitieme doel voorkeuren op te slaan die niet door de abonnee of gebruiker zijn aangevraagd.
0
De technische opslag of toegang die uitsluitend voor statistische doeleinden wordt gebruikt.De technische opslag of toegang die uitsluitend wordt gebruikt voor anonieme statistische doeleinden. Zonder dagvaarding, vrijwillige naleving door uw Internet Service Provider, of aanvullende gegevens van een derde partij, kan informatie die alleen voor dit doel wordt opgeslagen of opgehaald gewoonlijk niet worden gebruikt om je te identificeren.
0
De technische opslag of toegang is nodig om gebruikersprofielen op te stellen voor het verzenden van reclame, of om de gebruiker op een website of over verschillende websites te volgen voor soortgelijke marketingdoeleinden.