Nieuwsbrief 2021 – Nummer 6
21-05-2021
21-05-2021
Geachte leden,
Het bestuur van de NVRR nodigt u van harte uit voor de Algemene ledenvergadering die zal plaatsvinden op vrijdag 2 juli 2021 via ZOOM.
Tijdens deze vergadering zal het bestuur onder meer de jaarrekening aan u voorleggen.
Tevens hebben we PBLQ bereid gevonden een presentatie te geven over de projectgroep lokale rekenkamers. Deze projectgroep wordt door het ministerie van BZK ingesteld. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de aanbevelingen van de onafhankelijke werkgroep lokale rekenkamers. De belangrijkste taken van de projectgroep zijn: het adviseren van gemeentebesturen die ondersteuning willen of kunnen gebruiken bij de inrichting en/of het functioneren van hun lokale rekenkamer en het versterken van de relatie met de raad en het college en het delen van kennis en informatie over de versterking van lokale rekenkamers, zodat andere gemeenten hiervan kunnen leren.
De concept agenda alsmede de onderliggende stukken zullen wij in de loop van volgende week aan u doen toekomen.
Met vriendelijke groet,
Etienne Lemmens
Secretaris NVRR
Zo dadelijk een gewetensvraag voor Paul Hofstra (66), vertrekkend directeur van de Rekenkamer Rotterdam, die tevens vijf regiogemeenten omvat. Ruim honderd kritische onderzoeken in twaalf jaar heeft de Rekenkamer onder zijn leiding verricht. In Rotterdam bijvoorbeeld naar oneigenlijke werkdruk op ambtenaren, de omstreden Woonvisie, genegeerde risico’s bij het Warmtebedrijf. Terugkerende fouten zijn „systeemdenken” en „bestuurlijke overmoed”, bleek uit een analyse.
„Het was meer dan een functie”, vertelt Hofstra in zijn werkkamer, „het was bijna een missie om het openbaar bestuur te verbeteren.”
„Daar heb ik over nagedacht en ik ben bang dat ik daarin tekort ben geschoten. Na twee termijnen zie je jezelf graag als iemand die een grote impact heeft gehad op het openbaar bestuur. Maar in mijn ogen is dat bestuur in Rotterdam in die twaalf jaar over de hele linie eerder zwakker geworden qua checks and balances.”
„Het heeft te maken met de ontwikkeling van bestuurlijk Nederland. Het is de toestand waarin meer gemeentebesturen zich bevinden. De versplintering en polarisatie in de Rotterdamse gemeenteraad zijn aanzienlijk toegenomen. De verhouding tussen coalitie en oppositie is verscherpt: dat zie je terug in de beruchte stemmingen van 23 tegen 22 zetels. Het gevolg is minder dualisme en minder controle door de gemeenteraad als orgaan. Dat geeft het college van burgemeester en wethouders en hun ambtenaren meer ruimte en macht. Voor de stad is dat niet goed, want macht moet gecontroleerd worden. Macht corrumpeert en dat kan behoorlijk grote gevolgen hebben.”
Op 1 juni neemt Hofstra na twee termijnen afscheid. Hij wordt opgevolgd door Marjolein van Asselt (52), hoogleraar ‘risk governance’ aan de Universiteit Maastricht en lid van de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Van rustig afbouwen is het niet echt gekomen. Vorige week haalde Hofstra nog de landelijke media met scherpe kritiek op het plan voor het nieuwe Feyenoord-stadion, dat 441 miljoen euro moet kosten. Deze week moet nog een onderzoek naar de aanpak van ondermijnende criminaliteit eruit.
Hofstra is van plan een boek te schrijven over zijn werk in de afgelopen twaalf jaar. „Als Rekenkamer-directeur moet je altijd onafhankelijk en neutraal blijven. Straks kan ik meer kleuring geven aan hoe dat allemaal werkt in zo’n gemeente.”
Als ‘Rekenmeester’ botste Hofstra regelmatig met het stadhuis. Zijn werk werd in de gemeenteraad zeer gewaardeerd, bleek bij een evaluatie in 2014. Wel drukte de Rekenkamer zich „soms steviger” uit dan nodig, en de goede relatie van Hofstra met de pers was een „gevoelige kwestie”.
„Daar heb ik kennis van genomen, om het zo maar te zeggen. Kom op, als Rekenkamer-directeur kun je niet aan de leiband van wie dan ook gaan lopen. Dan kun je de tent wel sluiten.”
„Ja, dat kan ik me ook voorstellen vanuit het perspectief van het college. Of de conclusies zijn ‘flinterdun’, of onderzoeken zijn ‘niet representatief’ – ik ken het hele repertoire. Maar dat verwijt van geldingsdrang klopt niet. De Rekenkamer is er uiteindelijk voor de Rotterdammers. Dan moet je heldere taal gebruiken om je bevindingen over te brengen. En we onderzoeken vaak menselijk handelen en menselijke fouten. Dan kom je in de buurt van wethouders en topambtenaren – dat doet pijn.”
„Nee, dat heb ik altijd vertikt. Dan begeef je je op een glibberig pad.”
„Nee, het is juist omgekeerd. Als het college alles zomaar zou omarmen, dan gaan hier alle alarmbellen af. Dan hebben wij ons werk niet goed gedaan. En de Rotterdamse gemeenteraad is altijd kritisch en fel. De goede kant daarvan is dat onze onderzoeken heel veel aandacht krijgen.”
„De meeste onderzoeken initiëren wijzelf als Rekenkamer. Maar het gemeentebestuur kan inderdaad verzoeken indienen. Vanuit het college is dat een enkele keer voorgekomen in twaalf jaar. En vanuit de gemeenteraad gebeurt het steeds minder, moet ik constateren. Ik krijg wel verzoeken vanuit de oppositie óf de coalitie, maar niet gezamenlijk – ook daarin zie je de afnemende dualiteit.”
„Eén. Vorig jaar, naar de integriteit binnen de gemeente. Nu komt dat denk ik ook omdat we prangende, actuele thema’s steeds beter zelf oppakken als Rekenkamer. Toen ik hier twaalf jaar geleden kwam, wist ik natuurlijk van toeten noch blazen.”
„Nee, ik heb altijd gezegd ‘ik ben weg voordat ik cynisch word’. De Rekenkamer heeft bovendien twéé wettelijke taken. De eerste is het versterken van de gemeenteraad ten opzichte van het college, de tweede is het transparant maken van het bestuurlijk handelen. Dat laatste is ons zeker gelukt, denk ik – in meer dan honderd kritische onderzoeken.”
Vrijdagmiddag 11 juni, 13.30 tot 15.00 uur, webinar: Rekenkamer en Interbestuurlijk (regionaal) beleid: Veel beleid wordt tegenwoordig gevoerd tussen de provinciale en de gemeentelijke bestuurslaag in: hoe kunnen rekenkamers daar toch onderzoek naar doen. Linda Thomson-Voetee geeft een presentatie over de ervaringen van de Randstedelijke Rekenkamer met onderzoek dat gezamenlijk met gemeentelijke rekenkamers werd uitgevoerd. De directiesecretaris van de provincie Groningen, Hans Schrikkema leidt het thema in en staat stil bij de grote vlucht van het interbestuurlijke, regionale bestuur. Aanmelden: info@nvrr.nl.
Het jaarlijkse DoeMee-onderzoek van de NVRR gaat in 2021 over de praktijk van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Bijna 75 rekenkamers en rekenkamercommissies doen mee, die in totaal werken voor 98 gemeenten, provincies en waterschappen. Voor deze decentrale overheden wordt onderzocht hoe de bestuursorganen omgaan met Wob. Het is daarmee het grootste onderzoek ooit hoe deze wet in de praktijk wordt toegepast. Er is straks een goed beeld van bijvoorbeeld aantallen Wob-verzoeken, de manier waarop een verzoek wordt behandeld, de doorlooptijden en de mate waarin informatie compleet is. De resultaten zijn verder van belang om de invoering van de nieuwe Wet open overheid (Woo) goed vorm te kunnen geven. Het onderzoek wordt uitgevoerd door bureau Pro Facto en mede gefinancierd door het ministerie van BZK. De uitkomsten worden aan het eind van het jaar verwacht.
De Wob is ruim veertig jaar oud. In de aanhef van die wet staat dat openheid en openbaarheid belangrijk zijn voor een ‘goede en democratische bestuursvoering’. Regelmatig blijken er evenwel problemen rond openbaarheid van overheidsinformatie. Die problemen zijn van verschillende aard en orde. Het gaat dan bijvoorbeeld de problematiek van de verzoekers om openbaarmaking die vooral een financieel belang lijken te hebben, maar die daardoor overheden op aanzienlijke kosten hebben gejaagd. Maar het kost overheden toch ook vaak moeite de uitvoering van de Wob, die veelal als ‘lastig’ wordt gezien, goed op orde te krijgen. Er lijken grote verschillen te zijn tussen overheidsorganisaties. Een systematisch grootschalig onderzoek naar de praktijk ontbreekt echter nog.
Verder heeft op 26 januari 2021 de Tweede Kamer het initiatiefwetsvoorstel Wet open overheid (Woo) aangenomen, dat dit jaar in de Eerste Kamer wordt behandeld. Actieve openbaarmaking van overheidsinformatie staat hierin veel meer dan in de Wob centraal. Omdat de Woo de Wob gaat vervangen, blikken we in dit onderzoek ook vooruit of de deelnemende overheden ‘Woo proof’ zijn.
De hoofdvraag van dit onderzoek luidt:
Hoe geven de deelnemende decentrale overheden vorm aan de afhandeling van Wob-verzoeken, in hoeverre gebeurt dit rechtmatig, hoe wordt hierover verantwoording afgelegd (aan volksvertegenwoordiging en samenleving), hoe is actieve openbaarmaking geregeld en hoe verhoudt zich dat tot de eisen die de Woo straks gaat stellen?
Om deze te beantwoorden worden onder meer gesprekken gevoerd met overheden en indieners van verzoeken en beleidsdocumenten geanalyseerd. Verder zullen een kleine 1000 Wob-dossiers worden geanalyseerd.
In navolging van de adviezen van de Nationale ombudsman en Algemene Rekenkamer aan de informateur, schreven lokale Ombudsman Arre Zuurmond en Scott Douglas als lokale Rekenkamer directeur een bijdrage voor het Het Parool over het herstel van vertrouwen en de menselijke maat.
De essentie: Gebruik gemeenten als tegenstem in het beleid. Geef waar nodig meer geld, maar vooral veel meer ruimte om het geld slim te besteden. Lokale en landelijke volksvertegenwoordigers moeten samen werken in het volgen van beleid, net zoals wij toezichthouders dat meer moeten doen.
23-04-2021
Op 26 maart jl. is Watze de Boer onverwachts overleden. Watze was jarenlang een zeer actief bestuurslid van meerdere rekenkamers en van de NVRR, en een bekend en zeer gewaardeerd lid binnen de vereniging.
Hij startte in 2001 als voorzitter van de Rekenkamercommissie Utrecht. Een lokale rekenkamerfunctie was toen nog niet wettelijk verplicht. Een bereidwillige raad was een begin, maar vervolgens moesten nut en noodzaak toch echt in praktijk bewezen worden. Watze vormde de rekenkamercommissie met toen nog raadsleden, om tot een volledig externe rekenkamer. Hij kon dat goed doen omdat hij het risico van een dergelijk model, het verlies aan contact met de raad, persoonlijk opving. Hij onderhield goede contacten met het bestuur en was een uitstekend netwerker: bestuurlijk correct, inhoudelijk stevig én met humor. Hij was er vooral voor de gemeenteraad, maar niet ‘van de gemeenteraad’. En alle fracties werden gelijk behandeld; groot en klein. Met zijn medewerkers verwierf hij drie maal de nationale NVRR-jaarprijs ‘de goudvink’ voor het beste onderzoeksrapport. Bij zijn afscheid in 2014 na twee succesvolle termijnen, memoreerde toenmalig burgemeester Jan van Zaanen de bijzondere wijze waarop Watze met Rekenkamer Utrecht een gezaghebbende positie had verworven. Watze zelf stapte over naar de Rekenkamer Den Haag waar hij in zijn eerste termijn tot 2019, naast goede onderzoeken, na veel discussie een uitbreiding van het budget bewerkstelligde. Ook volgde nog in 2016 een benoeming als plaatsvervangend directeur van de Rekenkamer Rotterdam.
Ondertussen was hij in 2007 ook gestart met de eerste van twee termijnen als voorzitter van de rekenkamercommissie Rijnland; de eerste rekenkamercommissie bij de waterschappen. Het goede voorbeeld deed volgen, en al snel volgde voorzitterschappen bij de waterschappen Zuiderzeeland en Rivierenland. Daar moesten sommige bestuurders wel even wennen aan het fenomeen rekenkamer. Maar zeker ook aan een Watze de Boer die met kracht van argument en een enkele vileine sneer de rapporten stevig kon presenteren. Zet vijf rekenkamerleden met Watze op een rij, en je wist gelijk wie de voorzitter was. Zijn forse postuur, zijn doorrookte stem, zijn strakke kostuums. En hij wist aan wie hij dat mede te danken had. Hij was ronduit trots op zijn medewerkers bij de rekenkamerbureau’s in Utrecht, Den Haag en bij de waterschappen.
Watze was een sterk voorstander van het delen van kennis en ervaring. Hij richtte, als voorzitter van de rekenkamercommissie Utrecht, in 2003 met Piet van Dijk (Arnhem) en ondergetekende (Rotterdam) de NVRR op. Als eerste penningmeester had hij een scherp oog voor integriteit. Bij een voorstel van derden om met hun stichting een commerciële samenwerking aan te gaan verhief hij zijn stem en beide handen onder de uitroep “Maar dat kan toch gewoon niet!”. Ook het hamsteren door consultants van vele voorzittersfuncties overal in den lande als verdienmodel, kon op zijn kritisch commentaar rekenen. Tegelijkertijd was hij makkelijk zo niet joviaal in de omgang. Goed betrekkingen onderhouden met bestuurders, ambtelijke diensten en met de collega’s binnen de NVRR ging hem prima af. Scherp zijn op de inhoud, en tegelijkertijd de relatie goed houden was zijn motto. Hij heeft met die opstelling een grote bijdrage geleverd aan de totstandkoming en uitbouw van de vereniging. Bij zijn aftreden als penningmeester kwam de benoeming tot erelid hem dan ook volkomen toe.
Ook daarna bleef hij actief in de NVRR onder andere als deelnemer aan het G4-overleg. Ook daar veel aandacht voor persoonlijke relaties. Collegiaal en met humor. Jan de Ridder herinnert zich dat bij de opening van het nieuwe kantoor van de Rekenkamer Amsterdam, Watze een grote cactus mee bracht. Dat vond hij wel passend voor een rekenkamer. Hij had ook oog voor collega’s met een kleiner budget. Gevoed vanuit zijn lange ervaring in rekenkamerland en zijn betrokkenheid bij de vereniging. “Ook de kleine rekenkamers doen hun best, net als wij”. Het moest wel netjes geregeld zijn. Er werd binnen de G4 regelmatig gesproken over het belang om binnen de eigen regio het contact te zoeken met rekenkamers. Hij gaf daar ook daadwerkelijk inhoud aan door het organiseren van – dat dan weer wel – borrels.
Ook bij de jaarvergaderingen van de NVRR was Watze bijna altijd, en dan ook prominent, aanwezig. Niet in het minst door de vereniging een enkele maal voor uitglijders te behoeden. Gezeten op de eerste rij bracht hij het bestuur met stevig doorvragen op het spoor van onjuist verwerkte subsidies en zelfs van een vervalste accountantsverklaring. Daarbij was zijn toon nooit die van een scherpslijper of betweter. Aan die beroepsdeformatie van rekenkamerleden onttrok hij zich met gemak. Hij kon er stevig ingaan, maar voor de ander was altijd duidelijk dat het hem oprecht ging om het beter functioneren van het openbaar bestuur. Niet om zijn eigen gelijk of profilering. Al kon je, aan zijn pretogen onder de geloken oogleden, wel zien dat hij genoot van het bijhorend steekspel.
Na de vergadering was hij als eerste bij de bar en als laatste vertrokken. Een borrel drinken en sterke verhalen vertellen over rekenkamersuccessen was aan hem wel besteed. We gaan stevige standpunten en zijn hartelijke lach op de bijeenkomsten van rekenkamers missen.
Robert Mul, oud-voorzitter NVRR